De Nassaukapel: het verhaal van de hofkapel die museum werd (deel 1)

Wie op de Kunstberg staat en goed kijkt naar het gebouw van KBR, kan doorheen de monumentale zuilenrij de buitenmuur van de Nassaukapel spotten. De kapel zit ingemetseld in het moderne gebouw van de nationale bibliotheek en maakt vandaag deel uit van het KBR museum. Hoe kwam ze daar terecht?

Kapel vol pracht en praal

Waar nu de Nassaukapel staat, stond vroeger een veel bescheidener kapelletje, gewijd aan Sint-Joris en Sint-Catharina. In 1344 kreeg Willem van Duivenvoorde toestemming van het bisdom van Kamerijk voor de stichting van de kapel, grenzend aan zijn imposante herenhuis. Hij moest er wel vier missen per week opdragen.

Aan het eind van de 15de eeuw wordt dan de Nassaukapel – of Sint-Joriskapel, zoals ze in die tijd bekend staat – gebouwd voor Engelbrecht II van Nassau, algemeen stadhouder van de Bourgondische Nederlanden onder Filips de Schone. Rond 1520 is het bouwwerk in Brabants-gotische stijl klaar. De kapel maakt deel uit van het Paleis van Nassau, in die tijd een van de mooiste residenties in Brussel.

Een bewogen geschiedenis

In de 16de eeuw beleeft het hof talrijke wederwaardigheden. De Spaanse overheid neemt het Paleis van Nassau in beslag, maar geeft het een eeuw later – na de brand in het Coudenbergpaleis – terug aan de afstammelingen van de familie Oranje-Nassau. In 1731 wordt het Paleis van Nassau de zetel van het Hof. Al die tijd blijft de Nassaukapel publiek toegankelijk. Er worden gedurende het hele Ancien Régime erediensten gehouden.

In 1756 koopt gouverneur Karel van Lotharingen het paleis en laat het in neoklassieke stijl ombouwen. Enkel de kapel blijft onaangeroerd.

Bas-reliëf

Dit bas-reliëf (onderaan links op de buitengevel van de kapel te zien) toont het silhouet van het intussen verdwenen Nassaupaleis. Beeldhouwer Georges Dobbels maakte het in 1969.

De reling van de toegangshelling die vlak naast de kapel ligt, markeert de helling van de vroegere Hofbergstraat, die op die plek gelegen was.

Georges Dobbels. Bas-relief met het silhouet van het Nassaupaleis. 1969. KBR

Een plek vol geschiedenis

Sinds de 19de eeuw heeft de kapel verschillende functies gehad. Tot 1839 wordt ze verhuurd aan een brouwer, vervolgens wordt ze gebruikt als tijdelijke opslagplaats voor de werken van beeldhouwer Mathias Kessel, die de staat in 1839 aankoopt en die vandaag de kern vormen van de collectie van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België.

In 1862 doet de kapel dienst als laboratorium van het Koninklijk Museum voor Natuurwetenschappen, dat in 1814 open ging in het vroegere Hof. Dankzij oude foto’s weten we dat de assemblage van de iguanodons van Bernissart, die in 1877 ontdekt werden, in de Nassaukapel plaatsvindt. De locatie van de balk (zie foto hieronder) die voor deze delicate onderneming werd gebruikt, is vandaag nog steeds zichtbaar in de kapel.

© Koninklijk Museum voor Natuurwetenschappen

In 1891 verhuizen de collecties van het Museum voor Natuurwetenschappen van het Paleis van Karel van Lotharingen naar het Leopoldpark. In 1895 wordt de Nassaukapel in gebruik genomen als cataloguszaal van het Internationaal Instituut voor Bibliografie, dat er zal huizen tot 1920.

In 1923 wordt de kapel verbouwd tot leeszaal voor het Algemeen Rijksarchief, dat in 1891 het Museum voor Natuurwetenschappen opvolgde. Ze blijft deze functie vervullen tot 1958, wanneer de Koninklijke Bibliotheek gebouwd wordt.

De bouwstijl: typische gotiek

Structuur en architectuur

De elegante Nassaukapel is gebouwd in Brabants-gotische stijl. Met haar flamboyante decoratie (de glas-in-loodramen en de balustrade van de galerij) doet ze denken aan de stijl van het beroemde bouwmeestersgeslacht Keldermans uit Mechelen.

De structuur van het oorspronkelijke gebouw bestaat uit opeenvolgende gewelven, ondersteund door slanke ronde zuilen zonder kapitelen.

Het gebouw wordt verlicht door vier vensters met spitsbogen en balustrades.

In de gotische nis aan de buitenkant van de kapel ziet u het standbeeld van Sint-Joris. Of beter: een kopie, want het origineel heeft de tand des tijds niet goed doorstaan.

Boven de vroegere toegangsdeur van de kapel staat een glas-in-loodraam met het wapen van de familie Oranje-Nassau, van de hand van kunstenaar Sem Hartz (1969).

Nassaukapel
Gewelven, spitsbogen en zuilen

De binnenkant van de kapel

Tegenover de plek waar vroeger het altaar stond – dat waarschijnlijk tijdens de Franse overheersing werd verwijderd – werd een tribune gebouwd, ondersteund door twee lage bogen. Dit pareltje van laatgotische architectuur is vandaag nog steeds intact.

De kapel moet versierd zijn geweest met muurschilderingen, waarvan er in het midden van de vorige eeuw nog enkele te zien waren achter het oude altaar.

De Nassaukapel anno 2014, met zicht op de galerij

Grafstenen

Onder de galerij werd in september 1930 een grafsteen in de muur ingemetseld. De verbleekte inscriptie luidt ‘Johannes Hans/ Minor Canonicus’. Deze kanunnik uit Kamerijk stierf in 1461, maar er zijn geen aanwijzingen dat hij ook in de Nassaukapel is begraven. U vindt er wel het graf van Philippe Dale, die in 1521 overleed. Deze illustere figuur was de schildknaap van keizer Maximiliaan en de hotelmeester van Filips de Schone en Karel V.

Het grafmonument van Philippe Dale, een prachtige in steen gehouwen zerk, werd aan het eind van de 19de eeuw verwijderd en overgebracht naar de Musea voor Kunst en Geschiedenis. Het is zeer waarschijnlijk dat een andere stele, die van Johannes Hans, in de plaats gezet werd.

Een andere grafsteen uit 1520 werd ook verplaatst. Het epitaaf verwijst naar een zekere Jonkheer Wijnant van Hasselholt en wordt ook bewaard in de Musea voor Kunst en Geschiedenis.

Een inboedel met een verhaal

In het dagboek van Dürer

Net als de buitenkant van het paleis is ook de inrichting ervan zeer weelderig. Tijdens zijn reis naar de Nederlanden in 1520 en 1521 wordt de kunstenaar Albrecht Dürer uitgenodigd aan het hof van Nassau. Hij beschrijft het paleis als “magnifiek gebouwd en prachtig versierd”.

In zijn reisdagboek schrijft hij ook: “In de kapel zag ik het schilderij van meester Hugo (…)”. Dürer verwijst ongetwijfeld naar een werk van Hugo van der Goes, in de 15de eeuw een beroemd Vlaams schilder. Van het schilderij in kwestie zijn we vandaag het spoor bijster.

Tuin der Lusten

Hoewel Dürer er niet over schrijft, lijkt het erop dat de Tuin der Lusten van Jheronimus Bosch (dat nu in Madrid in het Pradomuseum hangt) ooit het Nassaupaleis heeft gesierd. Nog een kleine anekdote: Dürer schrijft nog dat hij “twee grote en mooie zalen heeft gezien en alle schatten in de verschillende delen van het paleis. Evenals een groot bed waar 50 man in kon liggen. Dit verblijf is hoog gelegen en biedt een prachtig uitzicht dat alleen maar kan verbazen. En ik denk dat in alle Duitse gebieden er niets is zoals dit.”

Altaarbekleding van goud brokaat

Tot slot nog een kostbaar meubelstuk dat vandaag ook wordt bewaard in de Musea voor Kunst en Geschiedenis: de altaarbekleding van goud brokaat. Dit Brabantse borduurwerk uit de eerste helft van de 16e eeuw was vroeger bekend onder de naam antependium van Grimbergen. Het museum bewaart trouwens ook een replica van het interieur van de kapel.

In deel 2 van deze reeks over de Nassaukapel leest u over haar wonderbaarlijke wederopstanding in de 20ste eeuw.