Koninklijk Besluit van 31 december 1965

31 DECEMBER 1965. – Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 8 april 1965 houdende instelling van het wettelijk depot bij de Koninklijke Bibliotheek van België (Belgisch Staatsblad van 19 januari 1966)

 

MINISTERIE VAN NATIONALE OPVOEDING EN CULTUUR EN MINISTERIE VAN VERKEERSWEZEN EN VAN POSTERIJEN, TELEGRAFIE EN TELEFONIE

 

 

BOUDEWIJN, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 april 1965 tot instelling van het wettelijk depot bij de Koninklijke Bibliotheek van België;

Gelet op de wet van 26 december 1956 op de postdienst, gewijzigd bij de wet van 20 augustus 1962;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Nationale Opvoeding, van Onze Minister-Staatssecretaris voor Nationale Opvoeding en van Onze Minister van Posterijen, Telegrafie en Telefonie,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Het exemplaar van een werk, dat ter uitvoering van voornoemde wet van 8 april 1965 gedeponeerd wordt, moet volledig zijn, in perfecte staat en volkomen gelijk zijn aan een exemplaar van de te koop gestelde, te huur aangeboden of kosteloos verspreide gewone uitgave.

Art. 2. De boeken en brochures die van ambtswege krachtens artikel 2 van de wet dienen gedeponeerd, omvatten alle niet-periodieke publicaties van ten minste vijf bladzijden, de omslagbladzijden niet inbegrepen. Tot deze categorie van publicaties behoren onder meer de verzamelingen van teksten, fotografieën, kunst- of wetenschappelijke platen welke bestaan uit afzonderlijke bladen onder eenzelfde omslag samengevoegd, alsmede de aardrijkskundige kaarten en andere vergezeld van een gedrukte tekst.

Behoudens ingeval de hoofdconservator van de Koninklijke Bibliotheek hierover speciaal anders beslist, is de verplichting tot deponeren niet van toepassing op de publicaties die volledig of hoofdzakelijk voor reclamedoeleinden bestemd of van kortstondig belang zijn, zoals catalogussen en prospectussen van handelsondernemingen, telefoongidsen, dienstregelingen, prijslijsten, kalenders en agenda’s.

Art. 3. De in België uitgegeven publicaties moeten gedeponeerd worden binnen vijftien dagen volgend hetzij op de datum van de eerste verspreiding van het werk, hetzij op de datum van de kennisgeving van de speciale beslissing van de hoofdconservator van de Koninklijke Bibliotheek, genomen overeenkomstig lid 4 van artikel 2 van voornoemde wet van 8 april 1965.

Voor de in het buitenland uitgegeven publicaties waarvan de auteur of een van de auteurs Belg en in België woonachtig is, wordt deze termijn op twee maanden gebracht.

Art. 4. Het depot geschiedt in de Koninklijke Bibliotheek, hetzij ter plaatse, hetzij per post. Het bestaat uit het afgeven of verzenden, naargelang van het geval, van de verklaring in tweevoud welke voorgeschreven is bij artikel 10 van dit besluit.

De deposant die een stuk met de post verzendt, is er niet toe gehouden om die verzending te frankeren. De frankering wordt aan het Bestuur der Posterijen betaald ten laste van de begroting van het Ministerie onder wiens bevoegdheid de Koninklijke Bibliotheek van België ressorteert.

De verpakking moet derwijze zijn dat het stuk in volmaakte staat aankomt.

Art. 5. Met het oog op de toepassing van artikel 8 hierna, vragen de uitgevers aan de Koninklijke Bibliotheek hun inschrijving in het register van de uitgevers. De Koninklijke Bibliotheek kent aan iedere uitgever een nummer toe dat hem wordt meegedeeld.

Art. 6. De uitgevers moeten in speciale registers, zonder opengelaten ruimten noch doorhalingen bijgehouden, de werken vermelden die krachtens artikel 2 van de wet van ambtswege moeten gedeponeerd worden. Elke inschrijving krijgt een volgnummer in een jaarlijkse doorlopende reeks.

De registers worden op de gelijkvormigheid gecontroleerd door de Koninklijke Bibliotheek, die daartoe kan vragen dat ze haar voorgelegd worden.

Art. 7. De verplichtingen vervat in de artikelen 5 en 6 zijn niet van toepassing op de auteurs die zelf hun werk uitgeven.

Art. 8. Al de exemplaren van eenzelfde werk dat krachtens artikel 2, eerste lid, moet gedeponeerd worden, moeten op duidelijk zichtbare wijze en met duurzame letters de vermelding < D > dragen, gevolgd door de opgave van het jaar in de loop waarvan het depot is geschied, het inschrijvingsnummer van de uitgever bij de Koninklijke Bibliotheek en het volgnummer van het werk in het register van de uitgever.

Voor de auteurs die zelf hun werk uitgeven, worden het inschrijvingsnummer en het volgnummer vervangen door de naam van de auteur, gevolgd door het woord < uitgever >.

Art. 9. Wanneer de prijs van een werk meer dan 1 000 frank bedraagt, wordt deze voldaan door de Koninklijke Bibliotheek, tenzij het werk teruggegeven wordt.

Art. 10. Het depot dient vergezeld te gaan van een verklaring gedaan op de daartoe door de Koninklijke Bibliotheek uitgereikte formulieren. De verklaring wordt opgemaakt in twee gedateerde en ondertekende exemplaren. Een van deze exemplaren, door de Koninklijke Bibliotheek geviseerd en afgestempeld, wordt aan de deponerende persoon als kennisgeving van ontvangst teruggezonden.

De verklaring moet uit volgende aanduidingen bestaan :

  • naam en adres van de uitgever;
  • titel van het werk of beknopte beschrijving wanneer het werk geen titel draagt;
  • naam en voornamen van de auteur of zijn schuilnaam, of vermelding dat het werk anoniem is;
  • datum sinds wanneer het werk verkocht, te huur aangeboden of verspreid wordt;
  • prijs bij het begin van de verkoop;
  • aantal bladzijden en buitentekstplaten ;
  • formaat in centimeters ;
  • volgnummer van het werk in het register van de uitgever en inschrijvingsnummer van de uitgever, zo nodig.

De uitgevers van tijdschriften mogen de verklaringen in een globale en jaarlijkse verklaring samenbrengen, in tweevoud opgemaakt en vergezeld van het laatste nummer van elke jaargang. De verklaring moet evenwel de eerste verzending vergezellen van ieder nieuw tijdschrift of van ieder tijdschrift waarvan de titel, het formaat of de periodiciteit gewijzigd werden.

Art. 11. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1966.

Art. 12. Onze Minister van Nationale Opvoeding, Onze Minister-Staatssecretaris voor Nationale Opvoeding en Onze Minister van Posterijen, Telegrafie en Telefonie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 31 december 1965.

BAUDOUIN

Van Koningswege :

De Minister van Nationale Opvoeding,

F. DEHOUSSE

De Minister-Staatssecretaris voor Nationale Opvoeding,

E. VAN BOGAERT

De Minister van Posterijen, Telegrafie en Telefonie,

E. ANSEELE

(Belgisch Staatsblad van 19 januari 1966).