Het handschrift van Johannes de Altre: een bonte verzameling van kennis

Op het eerste gezicht lijkt het verzamelhandschrift van Johannes de Altre een allegaartje aan teksten te bevatten. Naast Jan Ypermans ‘Cyrurgia’ over wondheelkunde treffen we ook Jacob van Maerlants natuurencyclopedie ‘Der naturen bloeme’ aan, een tekst over handlezen en het ‘Boec van astronomiën’. De veelheid van teksten staat in contrast met het sobere uiterlijk van het boek. Het handschrift bevat geen afbeeldingen, weinig opsmuk en de bladzijden bestaan uit goedkoop perkament.

Wat maakt dit handschrift dan toch interessant? Wel, dit schijnbare allegaartje van teksten werd bewust samengebracht in één band. En wel door een persoon die bij naam bekend is: Johannes de Altre.

De rode draad: een arts

Johannes de Altre verzamelde al deze teksten waarschijnlijk voor eigen gebruik, in 1351. Hij had dus interesse in wondheelkunde, natuur, handlezen en het heelal. Vandaag lijkt dat een zeer brede interessesfeer, maar in de middeleeuwen was er wel degelijk een link tussen al deze domeinen: de geneeskunde.

Johannes de Altre was dus hoogstwaarschijnlijk een arts. Deze veronderstelling wordt versterkt door andere teksten die we in het handschrift aantreffen, zoals de ‘Herbarijs’ over geneeskrachtige planten, teksten van de Arabische genezer Ibn Sinna (Avicenna), talloze recepten voor oliën en waters en teksten over urineleer.

Dat klinkt allemaal logisch, maar wat moet een medicus met een verhandeling over sterren en planeten?

Middeleeuwse geneeskunst

Wat zou u doen als uw huisarts naar uw sterrenbeeld zou vragen alvorens een diagnose te stellen? Op zijn minst zou u vreemd opkijken. Dat lag in de middeleeuwen heel anders. Elke zichzelf respecterende medicus hield rekening met het bovenaardse tijdens het stellen van een diagnose. In zijn ‘Cyrurgia’ constateert Jan Yperman:

“Een surgijn es sculdech te wetene ten minsten vander manen ende vanden tekenen.”

Oftewel: een chirurgijn moet op zijn minst kennis hebben van de maan en de tekenen van de dierenriem.

Een middeleeuwse arts hield rekening met de sterren voor de timing van behandelingen. Men ging er namelijk van uit dat de stand van de maan en andere planeten invloed had op het aardse leven. Zoals de maan aan het zeewater trekt en eb en vloed creëert, zo zou de maan ook aan lichaamssappen zoals bloed trekken. En zo dus eb en vloed in het lichaam creëren. Astronomie was dan ook verplichte kost voor elke middeleeuwse geneeskundestudent. In het ‘Boec van astronomiën’ wordt dit nog eens benadrukt:

“Hier bi en soude gheen meester sijn, wildi hi wesen goet phisicijn, hi en soude van astronomien leren.”

Of: Er kan niemand meester zijn, wil hij een echt goede dokter zijn, zonder ook over astronomie te leren.

Astronomie voor dokters

Iedereen die een goede dokter wil zijn, moet dus over astronomie leren. Wellicht nam Johannes de Altre daarom het ‘Boec van astronomiën’ op in zijn handschrift. Het 13de-eeuwse ‘Boec van astronomiën’ is een zogenaamde kosmografie: een beschrijving van de gehele kosmos.

De auteur vertelt ons niet alleen over de afstand tussen planeten en waarom vallende sterren vallen, maar ook waar aardbevingen vandaan komen en wat hagel is. De (helaas anoniem gebleven) auteur van de kosmografie doet dit op rijm en in het Middelnederlands.

Avant-garde in het Middelnederlands

Dat dit ‘Boec van astronomiën’ in de 13de eeuw in het Nederlands werd neergepend, is best bijzonder. Onderwerpen als astronomie werden vóór de dertiende eeuw namelijk vooral aan de universiteiten bestudeerd. In het Latijn. Best wel vooruitstrevend dus. De meeste teksten in Johannes’ handschrift zijn trouwens in het Middelnederlands geschreven, hoewel hij ook Latijnse recepten en versjes opnam. Johannes kon allicht uit de voeten met het Latijn, maar lijkt de voorkeur te geven aan de volkstaal.

Ook bijzonder is de manier waarop de tekst is overgeleverd. Er zijn tien handschriften bekend die deze kosmografie bevatten. Daarvan zijn er negen geïllustreerd met onder meer kosmosdiagrammen, wat doet vermoeden dat er vanaf het begin een duidelijke relatie was tussen tekst en beeld. Toch koos Johannes de Altre ervoor zijn versie niet te illustreren:

‘‘Hare namen ende hoe si staen,

siet hier in ene figure staen…’’

‘‘…Die ic hier niet en wille scriven,

ic hebber so vele laten bliven.’’

Vond hij de afbeeldingen verspilling van perkament? Of was Johannes de Altre misschien gewoon geen begaafd tekenaar? Dat zullen we nooit weten. Allicht vond hij de illustraties niet noodzakelijk voor de toepassing van de tekst in de praktijk. Dat hij de afbeeldingen achterwege liet, ondersteunt dus het idee dat hij het handschrift voor eigen gebruik vervaardigde.

Bijenwas, gebroken benen en de weg naar Jeruzalem

Teksten over sterren en planeten en over geneeskunst behoren tot het genre van de artesliteratuur. Het zijn teksten over praktische zaken, non-fictie die draait om kennisoverdracht. Zo bestaan er artesteksten over de verschillende toepassingen van bijenwas, hoe men een gebroken been moet spalken en de beste routes naar Jeruzalem.

Het is binnen de artesliteratuur gebruikelijk dat meerdere titels in één band worden verzameld. We spreken dan van een verzamelhandschrift. Wij hebben tegenwoordig een hele enge definitie van wat een boek is: één boekband die één titel omvat.

In de middeleeuwen was die definitie een stuk flexibeler. Het samenbrengen van teksten in zo’n verzamelhandschrift kon een jaren- of zelfs eeuwenlang proces zijn. Dit handschrift is een mooi voorbeeld: in de zestiende eeuw kwam het in bezit van Godefridus Leonijs, een Mechelse drogist, die er recepten voor middeltjes tegen hoofdluis aan toegevoegde.